
Het paapje is een Vogelrichtlijnsoort in het Fochteloërveen en staat op de Rode lijst als bedreigd. In 2010 bedroeg de populatie in Nederland nog maar 275-450 paren (bron: SOVON).
Halverwege de vorige eeuw telde Nederland nog enkele duizenden paren paapjes, met de modernisering van de landbouw is het vogeltje echter bijna verdwenen. In 1976 zitten er 15 paren in het Fochteloërveen. Omstreeks deze tijd heeft het paapje mogelijk de overstap van landbouwgebied naar heide en hoogveen gemaakt. Met succes, zo lijkt het, want in 1980 is het aantal paren verdubbeld en in 1999 is de populatie uitgegroeid tot 65 paren.
De verspreiding van het paapje loopt synchroon met de toename van boompjes in het veen. Boompjes worden als zit- en zangpost gebruikt: vanuit de top speurt de vogel de omgeving af. Oude pollen struikheide spelen een rol als zitpost en foerageerplaats, omdat ze vol zitten met insecten.
Komen er te veel bomen of ontstaat bos, dan vertrekt het paapje. Dat was goed te zien na de vernatting in het Kleine Veen, net na de eeuwwisseling. In 1998 zaten er nog 8 paren, tussen 2003 en 2010 maximaal 1 paar. Daarna wordt het beter. Nadat in de winter van 2010/11 over een oppervlakte van 30 hectare opslag en bos wordt gekapt, broeden er weer 6 paren paapjes in het Kleine Veen in 2011.
Eén op de drie Nederlandse paapjes broedt in het Fochteloërveen Die ontwikkeling zagen we ook elders in het Fochteloërveen. Na werkzaamheden en vernatting verdwijnen aanvankelijk veel zit- en zangposten. Echter, nadat op de nieuwe kaden de eerste boompjes groeien en opslag langzaam verder het veen inkruipt, ontstaat variatie en structuur. En dat biedt kansen voor het paapje. |