Het veenhooibeestje is misschien wel het meest
verwende vlindertje dat er in het Fochtelooėrveen rondfladdert. Verwend? O ja,
zeker! De dames en heren hebben graag een windstille zwoele dag zonder wolkje
aan de lucht met een aangenaam zonnetje daarbij. Temperatuur graag rond de 20°C
- 25˚C.

Het veenhooibeestje (Coenonympha tullia) is een zeer zeldzame verschijning in Nederland,
maar in het Fochtelooėrveen lijkt dat niet het geval. Niet één dagvlinder
vliegt daar zo veel! Dit zeldzame zandoogje weet elk jaar opnieuw mijn volle
aandacht te trekken en is niet meer weg te denken uit het unieke hoogveengebied.
Monitoringroute
van 3km
In 1999 werd een sterk herstel geconstateerd van deze bijzondere veenvlinder.
De Vlinderstichting heeft in 2001, in samenwerking met Natuurmonumenten, een
monitoringroute uitgezet. Deze bestaat uit vier keer 350 meter en tweemaal 750
meter, dus in totaal een kleine drie kilometer lengte.
Begearich In de beginperiode werd iedereen blij met een enkel exemplaar. Na sinds 2003
zelf de monitoringroute in het Friese deel van het Fochtelooėrveen te hebben
gelopen, begin ik wat begearich (Fries voor hebzuchtig) te worden. Steeds
maar meer en meer willen zien van dit bijzondere beestje. Na de eerste
waarneming (meestal in juni) volgt de piek zo“n twee weken later, en de laatste
waarneming is normaal gesproken na ongeveer zes į zeven weken.
Hoe leg je ze vast? Op mijn plattegrondje geef ik de locatie aan van deze dagvlinders die ik
daadwerkelijk ook zie. Er zullen er ongetwijfeld duizenden vliegen, maar ik wil
het graag consequent noteren zoals ik het vanaf dag één deed. Belangrijk bij
een monitoringroute is dat de route steeds op dezelfde manier gelopen wordt.
Het gaat dan nog niet eens zozeer om de aantallen, maar de toe- en/of afname is
wel te zien. Het kan dus goed dat iemand die een dagje rondloopt duizend
exemplaren telt, terwijl ik op die dag in mijn route maar honderd stuks zag.
Maar van jaar tot jaar zijn de monitoringgegevens wel prima vergelijkbaar.
Paring (links). Rups (rechts) Waard-
en nectarplant
De voornaamste waardplant van het veenhooibeestje is het eenarig wollegras.
Deze polvormer doet het bijzonder goed in het Fochtelooėrveen. Zodra de eitjes
afgezet zijn op het eenarig wollegras en vervolgens uitkomen, beginnen de
rupsjes te eten. Als onvolwassen rups blijven ze diep in de pol overwinteren en
gaan verder eten zodra het eenarig wollegras weer begint te groeien in het
voorjaar.
Eenarig wollegras. Dopheide
Als nectarplant wordt voornamelijk de dopheide gebruikt. In mijn
begintijd van het monitoren vlogen de veenhooibeestjes redelijk centraal, maar
de laatste jaren is er een grotere verspreiding gaande.
Invloed
weer
Het weer heeft overigens altijd een grote invloed op het welslagen van een
veenhooibeestjesjaar. Een veel te koud en nat voorjaar beļnvloedt het
rupsenstadium, een te droog voorjaar met uitgedroogde nectarplanten ook,
terwijl hoosbuien in de vliegperiode de vlinders zelf treffen. Maar hoe de weersomstandigheden
ook waren, de vooruitgang van het veenhooibeestje in het Fochtelooėrveen is een
feit. Weliswaar schommelen de aantallen per jaar, maar het gaat goed met ze.
Record:
538!
Mijn eerste jaar veenhooibeestjes noteren leverde exact 100 veenhooibeestjes
gezien op één dag op. Daarna liepen de aantallen op, met een hoogtepunt in 2014
van 538 veenhooibeestjes gezien op één dag. Daarna een paar jaren met tussen de
120-125 en dit jaar liep het weer mooi op, ondanks de tegenvallende weersomstandigheden
tijdens de telmomenten, 263 exemplaren!

De veenhooibeestjes stellen je steeds opnieuw voor
een raadsel en dat maakt het monitoren zo leuk. Ik ben enorm benieuwd, zoals
elk jaar, wat mijn vijftiende jaar monitoren gaat brengen, onvoorspelbaar!
Judith Bouma
www.facebook.com/fochtelooerveen.info www.fochtelooerveen.info
|